Als jonge knul heb ik me altijd aangetrokken gevoeld tot de aantrekkingskracht van de vrouwelijke vorm. Specifiek zijn de wulpse rondingen en ruime boezem van mijn stiefmoeder een bron van onweerstaanbaar verlangen geweest. Haar indrukwekkende gave, een paar grote, weelderige borsten die weinig aan de verbeelding overlaten, is een constante verleiding geweest. De verboden vrucht, om het zo maar te zeggen. Een noodlottige dag, een gelegenheid bood zich aan. Toen ik alleen met haar was, nam de oerdrang het over. Ik kon me niet langer verzetten. Met een duivelse grijns maakte ik mijn beweging, mijn lippen voldeden de zachtheid van haar ruime spleet. De smaak, het gevoel, de prikkeling - het was een weelderig moment. Het was een weifelend moment, een wervelende lust, onze lust, de onweerstaanbare gemoed, de onverzadigbare smaak, de zoete gemoeden, de zoetige gemoedstoestand van onze vrouwelijke geest, de onverbiddelijke gemoedsgesteldheid en de onverbiddelijk zoete smaak van de vrouwelijke gemoeden. Het was de herinnering aan de zoete en verzadigende gemoedenstoestanden van ons allemaal in een verwarde vorm.