Het perceel ontvouwt zich op een zandstrand, waar een man niet alleen een echtgenoot is maar ook een fervent visser. Zijn goede vriend komt bij hem staan, en samen besluiten ze wat verse zeevruchten te vangen. Terwijl ze bezig zijn met hun visactiviteiten komen twee mooie vrouwen het toneel binnen, een van Latijnse afkomst en de andere afkomstig uit Afrika. De vrouwen zijn volledig naakt, ongeremd door hun gebrek aan kleding, en al snel voegen ze zich bij de mannen in hun streven naar genot. De Afrikaanse schoonheid neemt het voortouw, haar diensten aanbiedend aan de vriend. De man, die de allure niet kan weerstaan, wordt een voyeur, zijn opwinding voelbaar terwijl hij toekijkt hoe zijn vriend zich overgeeft aan het vrouwaanbod. Ondertussen wordt de Latijnse vrouw geperfectioneerd door de visser, de lichamen bewegen zich in harmonie door de twee zon, de twee paren gaan in de zomer in volle harmonie met hun eigen verlangens, de individuele feestjes eindigen met een intens genot dat alle partijen tevreden stelt.