In de verzengende zomerhitte bevonden zich een paar jeugdige Vietnamese dames van de Gai goi en Gai viet clans in een dilemma. Hun vurige gebeden tot de goden waren onbeantwoord gebleven, waardoor ze zich verwaarloosd en terneergeslagen voelden. Met hun rug tegen de muur besloten ze het heft in eigen handen te nemen. Ze geloofden dat als ze de goddelijke wezens een ervaring van intens genot konden bieden, het genoeg zou zijn om hun gunst te verdienen. De twee meiden, zowel begin twintig als fris als ochtenddauw, begonnen hun uitdagende dans voor de goden. Hun lichamen, gracieus en soepel, bewogen zich perfect, een verleidelijkmakend jeugdig vertoon van hun prachtige vertoning. Hun ogen, gevuld met verlangen en wanhoop, waren gefixeerd op een onzichtbare entiteit daarboven, hun enige publiek. De sfeer was dik van verwachting en verlangen, een bewijs van hun niet aflatende geloof en de potentie van hun passies. En terwijl ze hun dans voortzetten, konden ze niet anders dan hopen dat hun offer voldoende zou zijn om de aandacht van de goden naar hen toe te deinen.