Een jeugdige Indiase meid, woonachtig in de rustieke pracht van een landelijk verblijf, merkte dat ze bezweek voor de oerdriften die in haar opkwamen. Ze was alleen, haar man die naar de boerderij neigde, waardoor ze niemand had om haar vleselijke verlangens te bevredigen. Op zoek naar troost in de privacy van het familietoilet, verwende ze zich met een ritueel van zelfgenoegzaamheid, waarbij haar vingers de diepten van haar intieme plooien verkenden. Terwijl ze voor de spiegel knielde, viel haar blik op haar reflectie, haar ogen fonkelend van verlangen. Met een onde glimlach nodigde ze het koude water uit in haar heiligdom, het naakte water over haar lichaam laten zakkend, haar lichaam laten vallend, dan weerklinken ze met een gevoel van genot, door het koele water dat ze alleen maar kon waarderen.