In het hart van het zonnige Californië, VS, ontvouwt het verleidelijke plan zich. De ondeugende meester Brandon, een homo mietje, wordt onderworpen aan openbare vernedering terwijl hij gedwongen wordt een enorme lul, een volbloed monster, te bedienen. De straf? Een kooi om zijn kleine lid, ervoor zorgend dat hij zichzelf niet eens kan aanraken. Het tafereel ontvouwd zich buiten, de koele bries en de toeziende ogen van het publiek dragen bij aan de sensatie van de daad. Brandon, gekleed in een dienstmeisjesuniform, knielt voor zijn tormentor, zijn lippen om de kolossale schacht gewikkeld. Het zicht is een schril contrast met zijn eigen lid, gevangen in een vernedering. De vernedering draagt bij aan de vernedering, de openbare vertroosting. De scène is een bewijs van de machtsdynamiek in het homospel, een meesterlijke vertoning van dominantie en onderdanigheid. Brandon, het mietje, heeft geen andere keuze dan door te gaan met pijpen, zijn kleine pik nog steeds gekooid, een straf voor zijn eigen verlangens. De scènes eindigen met Brandon nog steeds op zijn knieën, de grote pik nog in zijn mond, het publiek nog steeds kijkend.