In een betoverende vertoning van passie en vaardigheid bevindt een ebbenhouten pianist zich in het gezelschap van zijn getalenteerde instructeur. Als de les afloopt neemt de sfeer een onverwachte wending. De instructricus, die de aantrekkingskracht van de indrukwekkende mannelijkheid van de pianisten niet kan weerstaan, wordt er als een mot naar een vlam toe getrokken. Hij neemt het pulserende lid in zijn mond, overspoelt het met zijn bekwame lippen, zijn tong danst rond het kloppende puntje. De pianist, aanvankelijk uit zijn lood geslagen, geeft zich over aan het genot, zijn handen leiden het hoofd van de instructors terwijl hij de gepassioneerde aandacht ontvangt. De ruimte vult zich met de symphonische beweging en het ritme van hun lichamen in de hitte, het moment van het hittegevoel, niet alleen in de muziek, maar ook minder in het verlangen naar een instructoire muziek, vervangen door een instinct van een verlangen naar een primair, maar ook door een verlangen naar de instructor.