In het schaars verlichte toilet van een slaapzaal ontvouwt zich een hete ontmoeting tussen twee jongvolwassenen, Nam en Gai. De spanning tussen hen is voelbaar als ze wetende blikken uitwisselen, hun lichamen smachten naar de verboden genoegens die wachten. Terwijl de kraampjes zich vullen met de geluiden van hun zware ademhaling, geven ze uiteindelijk toe aan hun verlangens, hun kleren raken de vloer in een razernij van passie. Hun lichamen verstrengelen zich, hun huid verhit door de stoom die opstijgt uit het het warme water in de wastafels. De aanblik van hun spiegelspiegelspiegelbeeld voedt alleen hun verlangens en hun bewegingen worden frisser als ze zichzelf verliezen in de climax van genot. De explosieve klanken, hun explosieve klontjes galmden van de tegels, de opvangende wanden, de laatste ademtocht hadden ze gefilterd, de ene adem hadden ze elkaar gestolen, hun passie hadden ze op het moment van hun ontmoeting met elkaar gefilterd.