Een jonge, onderdanige vixen bevindt zich gebonden en ondersteboven opgehangen aan een plafond, haar delicate lichaam overgeleverd aan haar dominante partner. De ruimte is gevuld met de echo's van haar kreten als ze wordt onderworpen aan een meedogenloze spervuur van zweepslagen en geseling. Elke slag stuurt rillingen van pijn die door haar tengere frame gieren, maar toch blijft ze stoïcijns in haar onderdanigheid. De aanblik van haar met tranen besmeurde gezicht en het geluid van haar snikken dienen als bewijs van de intensiteit van haar straf. Dit is een verhaal van vernedering en onderdanigheid, waarbij een jong meisje tot haar grenzen wordt geduwd en gereduceerd tot weinig meer dan een hoer. Het tafereel is een rauwe, ongefilterde en beheerste scène, een ongecontroleerde vertoning van pijn, het duisterde verlangen naar de pijn en een donkere danstocht en een bevrediging van zowel de deelnemers als de deelnemers aan de danstocht. Het verlaat zowel de diepte als de onderdanigheid van de deelnemers.