In het hart van het bos vindt een jonge homoman troost in de serene omgeving, op zoek naar bevrijding van het opgekropte verlangen van binnen. De ritselende bladeren en fluitende vogels dienen als zijn enige getuigen terwijl hij zijn broek openritst, zijn kloppende lid bevrijdt. Met een diepe ademhaling begint hij zichzelf te strelen, zijn hand beweegt zich in een ritmische dans van genot. De koele bries tegen zijn huid verhoogt de sensatie alleen maar, waardoor zijn opwinding nog intenser wordt. Zijn slagen worden sneller, zijn ademhaling raakt als hij de rand nadert. De verwachting bouwt zich op, zijn grip verstrakt zijn harde pik. Met een krachtige, laatste haal laat hij zijn hete zaad los, spuit zijn zaad over de vloer door en straalt hem tevreden door. De straal die hij doorbrengt in de natuur en hem tevreden achterlaat.