Een paar behoeftige minnaars, hun lichamen versierd met de ruigheid van het buitenleven, zochten hun toevlucht in een afgelegen glade. Hun lichamen verstrengeld in elkaar, ze genoten van de oerdaad van het liefdesspel, hun passie galmde door het bos. De man, zijn verlangen onuitblusbaar, verkende met vurigheid de diepten van haar vrouwelijkheid, zijn vingers vonden een thuis in haar meest intieme plooien. De vrouw, haar lichaam een doek voluptueuze rondingen, gaven zich over aan zijn aanraking, haar gekreun galmeerde door de bomen. Terwijl de zon onder de bomen dook, verhevigde hun lust, hun lijvende zich in een ritme van dans. De man stootte zijn greep op haar, dieper, hun greep werd steviger en steviger, hun climax, hun liggingen verstren in elkaar, hun gezweet, hun hart verstrengelde zich met elkaar, hun hartspleten zich in een bad en verstrengden hun hartstochten.