De verbluffend mooie bruid, een vixen van een vrouw, was niet tevreden met alleen het liefdesspel van haar man. Haar verlangens waren vleselijker, oereerlijker. Ze hunkerde naar de smaak van andere mannen, de spanning van het verbodene. Op de avond van haar huwelijk lokte ze een knappe vreemdeling naar haar boudoir, en daar gaf ze zich, onder het maanlicht, over aan haar onverzadigbare lust. Ze onthulde haar wulpse rondingen, haar weelderige, ruime boezem, en trok hem in haar wereld van erotisch genot. Hun lichamen verstrengelden zich in een dans die even oud was als de tijd zelf, hun gekreun galmde door de nacht. Dit was niet zomaar een nacht; het was het begin van een nieuw hoofdstuk in haar leven, het begin van het carnatale, een reis naar de diepte van haar leven, met een onverzadigbaar verlangen naar meer genot, een Latijnse zoektocht naar meer passie, en passie voor haar.