Twee zakenmannen, verstrikt in de drukte van hun bruisende stadsleven, bevonden zich op een bankje in het park, hun verlangen naar elkaar ontstekend. De koele herfstlucht deed hun niets afkoelen terwijl ze hun lust omarmden, hun lichamen in ritme bewegend, hun gekreun weerklonk in de openbare ruimte. Een van hen, een jonge, slanke twink met een ondeugende glimlach, was een baas in zijn woonplaats Bogota, Colombia. De andere, een prikkelende, Colombiaanse ondernemer, was zijn donkere ogen gevuld met verlangen. Hun passie was voelbaar, hun lijven verstrengeld op het bankje, hun zwevende lichamen door het park. Dit was een rauw, ongefilterd homos, ongefilterde vertoning van de liefde tussen twee mannen, een onweerlegen liefdesverhaal van de warmte van het genot van de stad, zelfs het verlangen naar het hart van de wellustige, dit was een hitsig verhaal van de lust van de stad.