In een winkel wordt een klein blondje met een piercing op haar onderlip op heterdaad betrapt op stelen. De beveiliger confronteert haar, en in plaats van haar te melden, besluit hij een vleselijkere route te nemen. Hij is geïntrigeerd door haar opstandige allure en de spanning van het verbodene. Hij beveelt haar zich uit te kleden tot op haar ondergoed, waardoor haar slanke, verleidelijke figuur tevoorschijn komt. Hes wordt gegrepen door haar jeugdige onschuld vermengd met een vleugje kattenkwaad. Hij neemt haar mee naar de achterkamer, waar hij hunkerend naar haar verder verkent. Hes getrokken naar haar piercing, een symbool van haar verzet, en hij kan de drang weerstaan om met haar kont te spelen. Hij kleedt zich ongemerkt uit, hun ongeoorloofde opwinding. De opwinding klinkt door de opwinding, de opwindingen van de blondines, de opmarsporing van de lonzen, de opkomst van hun speelkamers, de enige reden waarom ze gepassioneerd zijn en de enige regel vergeten, de enige regel waar ze zich aan houden is dat ze haar piercenariëren, en het verlangen verwaarlozen.