Een vrouw in de bloei van haar leven bevindt zich in een staat van wanhoop, haar ziel zwaar van verdriet. Op zoek naar troost richt ze zich tot een vriendelijke verpleegster met wulpse borsten, die niet alleen een schouder aanbiedt om op te huilen, maar ook een pad naar verlossing. De verpleegster dient, met haar ruime boezem, als een baken van hoop, de geesten van de noodlijdende vrouw optilt met haar prikkelende aanbod. De verplegerman, een goed bedeelde man, en zijn vriend, beiden verlangend naar genot, sluiten zich bij hen aan, ontsteken een vurige ménage à trois. De vrouw, nu gevuld met nieuwe moed, vervult zich gretig met de infoe geneugten die haar geboden werden, bood de genotsdiensten aan. Ze remmen gepassioneerd de lippen, berijdend hun lippen voordat ze hem verlaten, met hun keel in hun keel worden genomen, terwijl de leden van de verpleegsters hun climax verlaten, terwijl ze gelijktijdig met hun wilde climax de climax van hun lichamen ontvangen.