In het kloppende hart van een nachtclub raakt een bloedmooie schoonheid verdwaald in het pulserende ritme en de bedwelmende sfeer. Haar lichaam is een canvas van verlangen, beschilderd met de slagen van wellustige dansers. Terwijl de muziek crescendo's maakt, bezwijkt ze voor de hitte, haar remmingen smelten bij elke slag weg. Een donker, mysterieus figuur komt tevoorschijn uit de schaduwen, aangetrokken tot haar onweerstaanbare allure. De lucht knettert van verwachting als hij haar naar een afgelegen hoek leidt, hun lichamen verstrengelengeling in een dans van verleiding. De spanning bouwt zich op, hun ademhalingen worden geragd als ze zich overgeven aan de oerl. Hij neemt haar daar, de remming van hun hartstochten, de echo's van hun adem, hun hartstilte en hun hartspieren, hun hartslag en hun hartslag weerspiegelen hun hartslust, hun verlangenstochten voor altijd in hun knots, hun verlangen naar een explosieve ontmoeting, hun verlangen, hun verlangen voor altijd weerspiegelend in de nachtelijke verleiding, enz.